Verantwoording
Hieronder staat een uitgebreide recensie van een buurman bij ons uit de flat. Hij heeft zich zodanig ingelezen in het boek, dat hij overigens twee keer aandachtig heeft gelezen dat het eerder een, flink uit de kluiten gewassen, uittreksel is geworden dan een doorsnee recensie. Waarvoor ik hem zeer dankbaar ben, want zijn verhaal doet mijn boek alle eer aan.
Daaronder staan enkele recensies die in verschillende kranten zijn verschenen. En tenslotte vinden jullie helemaal onderaan een link naar korte, maar uiterst waardevolle, recensies van lezers van mijn boek. Deze staan op de site van mijn uitgever Pumbo, via welke link jullie mijn boek ook kunnen bestellen tegen de huidige prijs van € 31,95 (excl. verzendkosten).
Deze prijs is een stuk hoger dan vorig jaar, maar dit komt vooral door het stijgen van de materiaalkosten, voornamelijk van papier. Dat is tegenwoordig helaas geen unicum, want wat is door die afschuwelijke oorlog in Oekraïne niet duurder geworden?
Uiteraard hoop ik evengoed nog steeds op meer lezers en in het verlengde daarvan, op meerdere lezers die zich er toe willen zetten om een korte recensie te schrijven, die dan vervolgens op deze site geplaatst kunnen worden.
Ad Feller
Het is een levendig verhaal dat zich afspeelt in een tijdspanne van negentig jaar, waarin we de levensloop van de familie en de wereldgeschiedenis, gelijktijdig aan ons oog voorbij zien trekken. Het verhaal wordt door de schrijver in een willekeurige volgorde weergegeven. Dit betekent dat we schakelen tussen het heden en het verleden, wat soms lastig is omdat je helemaal in de tijdgeest van het moment zit. De bruggetjes die de schrijver gebruikt zijn spitsvondig zoals de overgangen van heden naar het verleden als b.v. in een droom, waar Adriaan dan plots uit ontwaakt als de zuster hem wekt, of in terugzakt als hij zich afvraagt hoe het allemaal begon. Zeker in het begin reizen we van 1974 naar 1910 (aankomst in Amsterdam) dan weer vooruit en weer terug naar 1902 en uiteindelijk naar zijn jeugd in Oisterwijk.
Er zijn vier belangrijke locaties in het leven van Adriaan Versteijne, te weten:
· Oisterwijk zijn geboorteplaats,
· Seminarie in Goirle en kostschool Oudenbosch
· Apeldoorn de verplichte verhuizing,
· Amsterdam waar hij in 1910 arriveerde als plattelandsjongen (Janus) in de grote stad, met zijn Brabantse accent.
Deze stad wordt zijn domicilie en hier werkt hij zich op tot een gerespecteerde, belangrijke schakel in de sociale woningbouw. Hij vindt hier ook zijn “grote liefde” Nellie (Pietje) Bosma, die hij trouwt en die hem 5 kinderen schenkt. Vervlochten in zijn levensloop zitten ook de vele uitstapjes en reizen, wat voor die tijd niet gewoon was. Ze geven een vrolijk inkijkje in de tijdgeest van het reizen in b.v. de dertiger jaren en in gedachten reis je mee met hen mee. Adriaan wordt geboren in 1884 in een gezin van 10 kinderen, wat in die tijd heel gewoon is voor een katholiek gezin. Zijn vader is een zeer gerespecteerde aannemer in het dorp die een aantal kerken heeft gebouwd. Ze zijn zeker niet onbemiddeld. Adriaan en Pieter, de oudste zoon, krijgen een goede opleiding in het seminarie, opleiding tot priester.
Dit is echter niets voor Adriaan die sowieso niet veel op heeft met de katholieke kerk. Hij vond het als misdienaar al een poppenkast van Jan Klaassen en Katrijn en had er helemaal niets mee. Dogma’s en verplichtingen, bij Catechismusles had hij een 1, en die, ook nog voor de moeite. Daarom was het beter dat hij na een jaar naar de Kostschool in Oudenbosch ging en het priesterschap liet varen. Deze periode wordt zeer levendig beschreven en vooral “de losse handjes” van de “Paardenbek”, schitterend gevonden overigens, beschrijven heel goed de afkeer van het “instituut Katholieke kerk”, met zijn dubbele moraal. Treffend weergegeven in de frase: ”Bij de katholieke kerk zitten de ramen potdicht, wat een stank! Het wordt tijd voor een grondige luchtbeurt”.
Adriaan verloor hier definitief zijn geloof in het Christendom en de “Paardenbek” die naar zure wijn en zweet ruikt, wordt door de schrijver hier als een metafoor gebruikt om de afkeer van de katholieke kerk te accentueren. Wat hij daar wel meekreeg was zijn interesse en liefde voor de astronomie. In het 2e jaar kwam hij regelmatig bij de Jezuïeten broeders in de sterrenwacht, om naar de fascinerende wereld van de zon, maan en sterren te kijken. Adriaan was een jongen die goed kon leren en in de voetsporen van zijn vader wilde treden, als bouwtekenaar en architect. Hij had een sterke drang naar vrijheid en individuele ontplooiing, leek wat dat betreft veel op zijn oudeheer.
Zijn moeder overlijdt jong in 1902 en Adriaan krijgt last van zenuwaanvallen, die hij later wel vaker heeft, gerelateerd aan stress. Hij reist in 1907 voor behandeling samen met zijn vader naar Amsterdam. Op de kostschool doet hij een vervolgopleiding bij Mercurius (bouwkunde en tekenen) die onderbroken wordt door een financieel faillissement van zijn vader. Het gezichtsverlies komt de familie niet te boven en men vertrekt in 1903 naar Apeldoorn. Zijn vader hertrouwd met de “enge” stiefmoeder (madame) Helena Kerstens die van vermogende ouders afkomstig is uit Heerenveen. Zij interesseert zich helemaal niet voor de kinderen en flaneert met haar vriendinnen. De oudste dochters runnen het gezin. Zoals in elk sprookje overkomt de boze heks iets naars, en in dit geval verslikt ze zich in 1912 in een doperwt en blaast de kraaienmars. Adriaan heeft al enkele baantjes gehad in de tussentijd als leerling timmerman bij de Gebroeders Michels. Op 26-jarige leeftijd In 1910 vertrekt hij naar Amsterdam waar hij de rest van zijn leven carrière maakt en ook overlijdt.
We krijgen een levendige beschrijving vanaf het begin in het kosthuis bij mevrouw Monneé, de kennismaking met de Bosma’s, zijn grote liefde (Pietje) Nellie en het gestage opklimmen langs de sociale ladder. Alles werd aangepakt om te proberen vooruit te komen zoals het overnemen van b.v.de slijterij in de Marnixstraat 47, hoewel daar een lening van F500,- voor nodig was van zijn vader, waar hij voor naar Brabant reisde. Later in de Tollenstraat wordt er een kruidenierszaak overgenomen, toch grote risico’s, wikken en wegen en toch gedaan.
Hij wordt lid van de Vrijdenkers (De Dageraad) en voelt zich thuis bij hun denkbeelden van o.a. Aletta Jacobs, de voorvechtster van vrouwenrechten. Ondanks zijn hang naar individuele vrijheid was hij een zeer sociaal bewogen mens. Hij wil de armoede onder de werknemers wegnemen zodat iedereen het goed heeft. Er wordt veel verhuisd, bijna niet bij te benen, maar elke keer wel een verbetering.
Het sociale aspect van Adriaan zien we ook in het feit dat familie of bekenden, die het moeilijk hebben, kunnen inwonen (Antoon), men schuift wel een beetje op of er wordt woonruimte gecreëerd zoals de omgebouwde zolder in de Blancefloorstraat voor hun oudste dochter Cisca en haar kinderen.
We krijgen een mooie beschrijving van de familiare verhoudingen zoals we ze allemaal wel kennen en daardoor zeer herkenbaar zijn. De tegenslagen, de vrolijke feestjes, de dagjes uit op de motor, de vakanties, we zijn er allemaal getuige van, en het wordt met een ‘joie de vivre’ weergegeven.
Adriaan was een echte entrepreneur in de ware zin van het woord en ook hier had hij voor- en tegenspoed. Adriaan was na zijn werk op de timmerwerf secretaris-bedrijfsleider geworden van ACUBA, wat als naam afgeleid was van ACHOBA (Russisch architectuur collectief), een bouw-coöperatie. Er was grote vraag naar sociale woningbouw die bepaald werd door de grootte van het gezin en de woning en de draagkracht, dit tezamen bepaalde de huur.
In 1924 startte hij zijn eerste bedrijf met Jan Willem Wijers, en zij schrijven op verschillende bouwprojecten in. In 1927 richtten zij de N.V. Will Adri op, in 1929 Wijsteijn I t/m V, en in 1933 Bouwmaatschappij “Groot Speijk”.
Ik denk dat hij het meest teleurgesteld was in Wijers, die hij als compagnon en als een vriend beschouwde, waar hij mee naar Parijs was gegaan op de motor en met Nellie en Anna Wijers naar Zwitserland op vakantie. Hij kon niet begrijpen dat hij NSB’er was geworden. Je zou dus zeggen dat ze elkaar tot aan het begin van de 2e wereldoorlog wel goed zouden moeten kennen maar hieruit blijkt maar weer eens dat: ”niet alles is wat het lijkt in het leven”.
De breuk was uiteraard definitief en alles moest worden opgedeeld. Adriaan kreeg o.a. het project van de 10 herenhuizen aan de Leeuwarderweg, waar ze later ook zelf gingen wonen.
De 2e wereldoorlog wordt levendig beschreven, waarin de angst van alle dag voelbaar is, zoals de Februaristaking in 1941, de vervalste persoonsbewijzen, het Aardappeloproer, het onderduiken in Haarlo van zoon Piet, distributiebonnen, bombardement Fokker (veel doden en gewonden), werken voor het verzet (Rinus alias Adams) pakjes vervoeren naar de pastorie, de voedseltransporten die Piet uitvoerde met verschillende vrienden en uiteindelijk wordt opgepakt en naar Duitsland wordt getransporteerd, Dolle Dinsdag en dan eindelijk de bevrijding. Mooi beschreven is het avontuur van Piet nadat hij opgepakt is bij een razzia op de terugweg van een voedseltocht en in Duitsland na enige tijd weet te vluchten, naar Haarlo waar hij tot na de bevrijding verbleef.
Na de oorlog neemt het leven langzaam weer zijn beloop met de opbouw en daagse beslommeringen. Uitschieter is de niet onverwachte scheiding van Cisca en Klaas Feller in 1946, die opmerkelijk veel gelijkenis vertoond met de scheiding van mijn ouders in 1966 om dezelfde reden. Ook mijn vader ging er met een meisje van 17 jaar vandoor, heel frappant. Scheiding was in die tijd geen vanzelfsprekendheid en werd vaak maar moeilijk geaccepteerd door de omgeving.
In 1947 richt Adriaan met zijn zoon Jan (die hem al eens had bedrogen), de Firma A.W. Versteijne & Zn op. Ook nu gaat het niet goed als Adriaan in 1974 met terugwerkende kracht merkt, al in 1962 uitgeschreven te zijn uit het Handelsregister. Dit doet hem veel verdriet.
Adriaan blijft tot op hoge leeftijd aan het werk, soms maar enkele dagen in de week en zit dan op kantoor aan de Van Breestraat. Alle bouwprojecten in Buitenveldert lopen crescendo.
We maken verjaardagen, huwelijksfeestjes mee waar het meestal gezellig is (uitzondering is de ruzie van dronken Piet met stugge Joop, de man van Truus) en waar aardig wordt ingenomen.
De fles gaat overigens in alle belevenissen stevig in het rond, zie de vakanties en men stapt weer gewoon op de motor of in de auto, sans problème, er was toen nog geen BOB.
Vanwege de bouw van de IJ-tunnel, het tracé loopt precies door hun doodlopende straat, moeten ze verhuizen van de Leeuwarderweg, want het rijtje huizen moet worden afgebroken, naar Tuindorp Oostzaan naar de Coenflat op de 5e etage aan de Dierenriem.
Nellie heeft al op jonge leeftijd last van haar benen en dat wordt naarmate ze ouder wordt alleen maar erger. Ze krijgt na een familiereünie in Vierhouten in 1971 een beroerte en beland in een rolstoel en is hulpbehoevend. Cisca trekt bij haar ouders in om hen te verzorgen. Adriaan stopt in 1971 op zijn 87e met werken. Zijn aftakeling begint in 1974 met een val tegen de garagedeur, waarbij hij lelijk terecht komt en bont en blauw is in zijn gezicht. In het ziekenhuis krijgt hij flashbacks, die de schrijver gebruikt heeft om het verhaal te vertellen van deze bijzondere man.
Uiteindelijk weet je dat het einde gaat naderen maar verwacht absoluut niet wat er gaat gebeuren al komt het achteraf ook weer niet helemaal uit de hemel vallen, om maar in dezelfde verhaaltrant te blijven. Nellie en hij kunnen niet meer samenwonen, beiden zijn hulpbehoevend. Overdag hebben beiden verzorging nodig om s ’avonds respectievelijk naar de vrouwen- en mannenafdeling met vier bedden te gaan, waar je totaal geen privacy meer hebt. Er is geen gezamenlijke toekomst meer en omdat hij bang is straks helemaal niets meer zelf te kunnen beslissen neemt hij het heft in eigen hand. Hij zegt ook “wanneer je ouder bent geworden kijk je naar de toekomst, maar het enige wat je ziet is het verleden”. Zijn reis zit erop en hij loopt naar het trapportaal op de 6e etage en met de lichtjes van het Centraal Station op de achtergrond zweeft hij het leven uit.
Eigenlijk is het verhaal hier af, alleen, en dat vind ik het enige minpuntje, zijn er nog zes bijlages met reisbeschrijvingen, die had ik liever in het verhaal en de tijdlijn zelf gezien. Ik heb dit boek twee keer met plezier gelezen en vond het makkelijk en goed leesbaar, je wordt meteen meegenomen en deelgenoot gemaakt van de familie. De fictie en werkelijkheid zijn goed verweven. Leuk om de geschiedenis die we uit de geschiedenisboekjes kennen in een familieroman te mogen meebeleven.
Adriaan was een bijzondere man die maximaal gebruik heeft gemaakt van zijn talenten, tegenslagen heeft overwonnen, niet altijd even makkelijk was (rechtlijnig) maar wel heel sociaalvoelend en hij is zijn idealen trouw gebleven en heeft tot op het laatst de leiding niet uit handen gegeven.
Eén van zijn lijfspreuken was van Multatuli “Waar maakt iedereen zich toch zo druk over, vanaf de maan gezien zijn we allemaal even groot”, en zo is het maar net.
Robin Adèr, buurman uit Leiderdorp - 28 april 2020